In de voorstelling maken we kennis met de broers Inne en Minne de Vries. Deze personages zijn deels gefictionaliseerd, maar deze mensen hebben zeker echt bestaan. Natuurmonumenten laat ons kennismaken met de werkelijke geschiedenis van deze visserbroers. Hier een kleine samenvatting.
Minne Minnes de Vries; van visser tot vioolspeler
In 1939 was het genoeg geweest voor Zuiderzeevisser Minne Minnes de Vries. Hij hing zijn netten aan de wilgen, meerde zijn bootje de wyldsjitter aan in het haventje onder het Oudemirdumerklif en zag definitief af van zijn dagelijkse wandeling over het schelpenpad naar het vissershuisje uit 1755. Hij heeft lang geprobeerd de paling uit het jonge IJsselmeer te halen; iets dat zijn jongere broer Inne al in 1920 niet meer deed. Wie was deze laatste Zuiderzeevisser van Oudemirdum die ansjovis, haring en later paling aan land bracht? En wat deed hij na het vissen?
In tegenstelling tot zijn broer Inne, bleef Minne na 1932 op het IJsselmeer vissen. Hij zag dat het minder werd door de Afsluitdijk die de toestroom van vis verhinderde, maar Minne gaf niet op met zijn wildsjitter de GA-12. Het is het kleinste ronde Friese schip onder de tjotters. Deze waren ruim vier meter lang en hadden een diepgang van slechts 12 cm. zodat er zelfs op ondergelopen land gevaren kon worden. De boot kon onhoorbaar door het water glijden. Voor Minne een prima bootje. Hij werd ook wel een “kantjesvisser” genoemd en dat was geen compliment. Het scheepje had ook een ganzeroer. Een soort boegspriet waarin een wapen werd gelegd om op ganzen te schieten. Een oude buurman van Minne (Auke Volbeda) vertelde dat de visser gebruik maakte van een penvuurgeweer. “Alleen dat ding was niet goed meer. De haan op het geweer om tegen het slaghoedje van het patroon aan te tikken was kapot. Dus deed Minne dat handmatig met een pinnetje of een spijker. Het schieten op ganzen was gewoon stropen, maar wel noodzakelijk, omdat de opbrengst van ansjovis, haring en later paling te weinig voor het gezin opbracht” aldus Volbeda.
Nieuwe tijden
In 1939 hield Minne de netten binnen. Het was klaar, maar hij ging niet bij de pakken neerzitten. Hij verhuisde naar Harich aan de Stinsenwei in de oude boerderij van Tromp. Het was bittere armoede in die periode. Minne werkte als boerenknecht en probeerde met vioolspelen en met grappen en grollen op bruiloften en partijen het hoofd boven water te houden. Hij werd ook wel “Minne Klucht” genoemd.
Auke Volbeda heeft zijn periode in Harich meegemaakt. “Zijn vrouw Akke was een goede melkster bij Tromp. Akke werkte ook als dienstbode bij Van der Goot”, aldus Volbeda. De oud-buurman van Minne vertelde dat de visser altijd een opgewekte man was. “Hij was niet zwaarmoedig of zwaar denkend en hij zei waar het op stond. Hij was zeker niet bang.”
(bron: website Natuurmonumenten I auteur: Arnoud van de Ridder)